De plussers op uitstap (22 september 2013) en bezoeken de Slagmolen in Poederlee (Lille) en wandelen door het natuurgebied Heiberg
De ‘Slagmolen’ te Lille is een oliemolen en wint uit koolzaad op volkomen natuurlijke wijze koolzaadolie (“smout”).  De ‘Slagmolen is enig in zijn soort en is na de beëindiging van de renovatie een uniek monument voor ons land. Dankzij deze installatie kan men uit oliehoudende zaden olie onttrekken, voornamelijk uit koolzaad maar ook uit raapzaad, hennepzaad en zelfs beukennoten. De zaden worden op het “doodsbed” gebroken door twee “lopers”.  Deze “lopers” volgen niet hetzelfde spoor, de ene loopt op de buitenrand, de andere op de binnenronde.  Als gevolg van de wrijving van de “lopers” wordt het zaad weggeschoven en terug onder de “lopers” gebracht door een “sleper”.  Als deze bewerking ten einde is  wordt het zaad door middel van de neergelaten “sleper” afgetrokken langs een sluis in de zogenaamde “plattenring” en opgevangen in een bak.
Het gebroken zaad wordt dan naar het “komfoor” gebracht om opgewarmd te worden.  Dit is nodig zodat de olie gemakkelijker uit het zaad zou lopen bij het slaan.  Op het komfoor staat een “aftrekpan”.  Een roersysteem, aangesloten op de molen, belet dat het zaad in de pan zou aanbranden. Wanneer het gebroken zaad handwarm is wordt het in zakjes, builen, gedaan.  Deze worden tussen de “schrooien” gelegd, verticaal in de “slagbank”.  Twee wiggen in de slagbank staan onder de twee slagpalen, de rechtse heet “slaghei”, de andere “loshei”.  De slaghei wordt door een grote wentelas, tuimelaar, omhoog getrokken en valt op de slagwig.  Hierdoor wordt een grote druk op de builen uitgeoefend en wordt de olie uit de zaden gedreven.  De olie wordt dan opgevangen in de twee schalen onder de slagbank.  Door de loshei op de loswig (in tegenstelling tot de slagwig brede voet en smal van boven) te laten vallen wordt de druk van de slagwig opgeheven en dit zet alles terug los.
Het laatste overblijfsel in de builen, de “koek”, wordt terug onder de lopers geworpen en ondergaat het proces nog een keer.  De koek van deze naslag wordt dan als veevoeder of visvoeder aangewend.
Vandaar trokken we (na heel wat omleidingen) naar taverne ter Heyde in Herentals waar we op het terras in het lekkere warme zonnetje konden genieten van een heerlijke lunch.
Dan wandelden we door het natuurgebied Heiberg en Snepkesvijver. De Heiberg maakt deel uit van een groot, vrij aaneensluitend complex van dennenbossen op voormalige heides en schraalgraslanden. Een oase van rust en natuurpracht. De Snepkesvijver heeft een ongelooflijke aantrekkingskracht op talloze watervogels. De kleurrijke wintertaling komt het meest voor. Al vroeg in het voorjaar hoor je zijn fluitende roep uit de struiken. Andere typische broedvogels zijn de tafel- en kuifeend en dodaars. Dit zijn duikeendjes die het goed kunnen vinden in het heldere water waar ze op het zicht jagen.
In het gagelstruweel zijn blauwborst, rietgors en roodborsttapuit vaste gasten. In de omliggende bossen broeden ook nog de bosuil, de havik en de boomvalk. Deze laatste kun je regelmatig boven het wateroppervlak zien scheren op zoek naar libellen.
Foto’s kan je bekijken op de website van Boeckenberg.
Volgende uitstap 22 oktober. Dan bezoeken we het glazenhuis in Lommel en wandelen we door de Sahara.

Lut